Geschiedenis van de Nijmeegse Lyceumclub

De Nijmeegse Lyceumclub is aangesloten bij de International Association of Lyceumclubs (IALC), waarvan de eerste in 1904 in Londen werd opgericht door enkele schrijfsters en schilderessen onder leiding van schrijfster Constance Smedley.

Haar voorbeeld was vermoedelijk de Londense  herensociëteit waar mannen van goede komaf elkaar ontmoetten, borrelden en dineerden. Haar achtergrond was de eerste feministische golf die in het begin van de 20e eeuw op haar hoogtepunt was en waarin vrouwen van goede komaf naar gelijkberechtiging met mannen streefden. Haar doel - een wereldwijde beweging, sloeg aan, want binnen een paar jaar bezaten steden als Berlijn en Parijs eveneens een Lyceumclub.
De verbreiding was ongetwijfeld sneller verlopen als de Eerste Wereldoorlog er niet tussen was gekomen. Nederland kreeg zijn eerste Lyceumclub in 1923 Amsterdam, Nijmegen en Groningen volgden in 1925 en 1929. Samen vormen zij de Federatie van Nederlandse Vrouwenclubs.
Deze drie Nederlandse clubs, hebben een goed onderling contact, een keer per jaar organiseren zij een landelijke contactdag. 

Website Federatie:  www.lyceumclub.nl

Initiatiefneemster van de Nijmeegse Vrouwenclub was mejuffrouw G.C. André de la Porte, telg uit een Hugenotengeslacht. Volgens de statuten was het doel van de club om door de exploitatie van een of meer gebouwen aan vrouwen de gelegenheid te bieden:

a. om elkaar te ontmoeten en elkanders werk te leren kennen en waarderen;

b. zich te ontwikkelen door het lezen van tijdschriften en boeken in leeszaal en bibliotheek;

c. tot vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten;

d. om te logeren met of zonder ontbijt, thee te drinken en andere alcoholvrije dranken.

Cruciaal was het eigen gebouw. De oprichtsters waren in staat het pand in de Sloetstraat te kopen dankzij een obligatielening, waarop voldoende kapitaalkrachtige dames of hun echtgenoten intekenden. Daarnaast sprong houthandelaar Key, de man van bestuurslid J. Key-Propper bij. Na aankoop brachten de dames er centrale verwarming in aan, zodat ze alle ruimten konden gebruiken. De kamers en suite op de begane grond waren bestemd voor bijeenkomsten, zoals de ontvangstavonden op de eerste maandag van de maand, waarbij de aanwezigen uit het speciaal aangeschafte Wedgwood servies thee dronken. Verder organiseerden ze lezingen al dan niet met lichtbeelden en bridgedrives waarvan de eerste al in 1926 plaatsvond. Ook waren er exposities van kunstenaressen die geen lid van de club hoefden te zijn, van Chinees borduursel of van kantwerk uit Zeeland. In de keuken zwaaide de conciërge de scepter. Deze inwonende dame verstrekte 6 dagen per week diners, hield het pand schoon en zette voor lezingen en bridgemiddagen de tafels en overige benodigdheden klaar. Hiermee waren de mogelijkheden van het clubhuis nog niet uitgeput. In de leeszaal lagen tijdschriften ter inzage, zoals De Gids, de Amsterdammer, la Femme Chic, het Toneel en de Illustrazione Italiana. Ook konden de clubleden boeken lenen uit de bibliotheek die dankzij schenkingen binnen een jaar enkele honderden banden rijk was. Tenslotte kon men in het huis overnachten en een bad nemen. De logeerkamer was in de eerste plaats bestemd voor leden van andere clubs. Dit gebeurde op basis van wederkerigheid, want de Nijmeegse clubleden konden een “introductiekaart” van 1 gulden kopen voor vrouwenclubs in andere plaatsen. De badkamer was ook voor eigen leden, niet vreemd in een tijd waarin de hygiëne sterk werd gepropageerd, maar veel huizen, ook van de welgestelden, nog niet over een bad of douche beschikten. Behalve het bestuur tekende een aantal commissies voor de activiteiten van de vereniging. Zo kende de club in de beginjaren commissies voor de propaganda en voor de financiën, voor muziek en kunst, voor de bibliotheek en de leeszaal.

De Nijmeegse Lyceumclub had nog voor de oprichting in 1925 160 aanmeldingen binnen en telde na vier jaar liefst 255 leden. Zij behoorden tot de maatschappelijke en intellectuele bovenlaag van de stad en omgeving. Er zijn aanwijzingen dat de Lyceumclub hier ter stede een flinke protestante inslag had. In de Statuten, een in 1925 uitgegeven boekwerkje, adverteerden de protestantse boekhandels Ten Hoet en Prakke. Voor kerstvieringen werden Dominees uitgenodigd, terwijl men eind jaren vijftig zelfs overwoog om naar het gebouw van de Vrijzinnige Protestants Verbond (Oranjesingel 2a) te verhuizen. Dit wil overigens niet zeggen dat de Lyceumclub geen katholieke leden had. Zo dreigde iemand haar lidmaatschap op te zeggen, als de club naar dat protestantse gebouw zou verhuizen. Omdat er uit de halve eeuw voor 1980 nauwelijks gegevens over het ledental beschikbaar zijn, zijn gefundeerde uitspraken over de groei van de Nijmeegse Lyceumclub moeilijk te doen. Presidente Key-Proper was eind jaren dertig somber gestemd. Op 26 april 1940, vlak voordat de oorlog uitbreekt, vraagt ze zich af of de club wel moet blijven bestaan. Ze voelt er niet voor haar voort te slepen bij zo weinig belangstelling van de leden, die er als het ware met de haren erbij gesleept moeten worden. Maar hoe groot of klein de club toen was, valt niet vast te stellen, want vergeleken met de 255 in 1929 vormden honderd leden al een deprimerend klein aantal. Een eventuele tijdelijke opheffing kwam ook na de bevrijding ter sprake, omdat de overheid het pand Sloetstraat 1 toen vorderde. In mei 1945 zetelde de Prijsbeheersing hier, twee jaar later de Opsporingsdienst. Het bestuur vroeg zich af hoe de Lyceumclub haar karakter als sociëteit zonder eigen pand kon handhaven. Uiteindelijk besloot men om door te gaan. In de volgende decennia werd het gebouw een steeds zwaarder blok aan de been. De club was te klein, het gebruik onvoldoende. Toen Woningvereniging Nijmegen (voorloper van Woningstichting Portaal) in 1975 haar kantoor aan de Nijhoffstraat wilde uitbreiden met Sloetstraat 1, ging de Nijmeegse Lyceumclub hierop in. Nog vier jaar huurden ze een paar kamers op de beneden verdieping, daarna was ze dakloos. Het ontbreken van een clubhuis vroeg om een alternatief. Hotel Rozenhof bood onderdak voor lezingen, boekbesprekingen, kunstgeschiedenis en koffieochtenden.

Met dat al bevond het ledenaantal zich op een aanzienlijk lager niveau dan in de beginjaren.

1 januari 1979: 70 leden

1 januari 1996: 65 leden

1 januari 2005: 45 leden

Verbazingwekkend is dat niet, omdat er onnoemelijk veel alternatieven zijn bijgekomen. Denk maar aan de televisie, de computer, sport -en culturele verenigingen. Dat neemt niet weg dat de club een stabiele vereniging is. Het leden aantal stijgt de laatste jaren weer.

1 januari 2017: 62 leden.

1 januari 2019: 69 leden.

1 januari 2023: 71 leden

De koffieochtenden worden sinds 2022 in het restaurant van golfbaan “Het Rijk van Nijmegen” in Groesbeek gehouden. De lezingen, boekbesprekingen en kunstgeschiedenis worden op een andere locatie gehouden. (zie hiervoor de actuele activiteiten)